Zelfaanvaarding – Goed dat je er bent
Auteur: Sarian Brons-Vanderwekken
Bron: www.metamorfosemagazine.org
Thea is een bezige vrouw waarop je niet snel tevergeefs een beroep doet. Vol ijver en met een groot plichtsgevoel doet ze haar dingen. Complimenten wimpelt ze af. Ten diepste is ze onzeker over zichzelf: of ze het wel goed doet en of anderen haar wel mogen.
Het lijkt zo goed om bescheiden te zijn over jezelf en jezelf dienstbaar op te stellen. De vraag is echter wel waaróm iemand dat doet. Is dat omdat je de ander uitnemender acht dan jezelf (Fil 2:3)? Of omdat je jezelf minderwaardig vindt? Zit er een lage eigenwaarde achter al dat bezig zijn van Thea? Wil ze zichzelf bewijzen in de hoop waardering te krijgen? Dan is de wortel van haar werk eerder het opvullen van een leegte in haarzelf dan uit liefde klaarstaan voor een ander. Kan ze zichzelf aanvaarden zoals ze is?
Zijn of Doen
Zelfaanvaarding heeft alles te maken met hoe je aankijkt tegen jezelf. Het houdt een oordeel over jezelf in: doe ik het goed? Ben ik goed (genoeg)? Ik vergelijk eigenwaarde vaker met twee benen waarop iemand staat: Zijn en Doen. Onze eigenwaarde wordt daardoor gevoed. Bij een laag zelfbeeld zie je mensen vooral leunen op het been van Doen. Ze zijn onzeker over zichzelf en durven niet te geloven dat ze waardevol zijn. Die onzekerheid heeft alles met gebrek aan zelfaanvaarding te maken.
Aanvaard worden
Iedereen kan zeggen dat je jezelf moet aanvaarden, maar dat kun je niet alleen. Om jezelf te aanvaarden zoals je bent, moet je eerst ondervonden hebben dat iemand jou aanvaardde. Dat geeft een basis voor je zelfgevoel. Als je voldoende aanvaard bent geworden, kun je beter staan op het been van Zijn. Je hoeft niet direct jezelf te bewijzen, maar je weet en ervaart dat de ander je zonder voorbehoud aanvaardt.
Onvoorwaardelijke liefde leidt tot zelfaanvaarding. Als het goed is, ervaart iemand dat in de relatie met zijn ouders, hoewel daar helaas soms dingen mis gaan. Als er een goede hechting is, dan groeit de zekerheid dat iemand belangrijk is voor zijn vader of moeder. Hij weet dat wat er ook gebeurt, er een diepe verbinding blijft. Als iemand getrouwd is en de relatie is goed, geeft ook dat een basale aanvaarding. Hij hoeft zichzelf niet te bewijzen, maar het is goed zoals het is. Ook in vriendschappen of verdere familierelaties kan er aanvaarding zijn. Dit lijntje is wel wat dunner en kan breken als er nare dingen voorvallen. Hoe sterker de relatie, hoe meer onvoorwaardelijke liefde. Of misschien is het wel omgekeerd: hoe meer onvoorwaardelijke liefde, hoe sterker de relatie. Je neemt de ander zoals hij is en aanvaardt hem.
Naast aanvaard worden door mensen is er ook een aanvaard worden door God. Als je door genade Gods kind geworden bent, dan aanvaardt Hij je geheel. Totaal. Dan gaat het niet meer over wat je doet, maar om wie je bent in Christus. In Christus is er volkomen gerechtigheid en volkomen heiligheid. Dan hoef je werkelijk niets meer te doen omdat Hij Borg voor je staat. Dankzij Zijn verlossingswerk is er onvoorwaardelijke liefde, is het helemaal vlak tussen God en jou. Dat gaat ons verstand ver te boven en dat kunnen we niet bevatten. Daar kunnen we ons alleen over verwonderen.
Ik denk dat een identiteit los van God altijd een haper kent. Je komt namelijk niet tot je werkelijke bestemming. Er is geen vrede met God. Het ontbreekt aan de diepste verankering of aanvaarding. Echte vrede en aanvaarding komt als je jezelf aanvaard weet door God. |
Vertrouwen en overgeven
Ik geloof dat de diepste aanvaarding die een mens kan ervaren in relatie tot God is. Die aanvaarding gaat via verzoening omdat de zonde er anders nog tussen staat. Daarom is de Bijbelse boodschap niet in de eerste plaats om jezelf te aanvaarden, maar in de eerste plaats om jezelf tot God te bekeren en te geloven (Mark. 1:15). Dan is er ontferming bij God. Die ontferming wordt zo mooi verwoord in de beeldspraak van bescherming onder Gods vleugels. Jezus sprak tot Jeruzalem hoe Hij haar kinderen bij elkaar wilde brengen zoals een hen haar kinderen roept (Matth. 23:37). Wat een lieflijk beeld is dat: zoals een moederkip haar kuikentjes roept, zo lokt en nodigt Jezus om tot Hem te komen. Je hoeft jezelf nooit beter voor te doen dan je bent. God is alwetend. Hij doorgrondt je, kent al je verlangens. Ja nog veel beter dan je het zelf weet. Voor Hem hoef je je juist niet te verbergen omdat Hij toch alles al weet en ziet. Hij wil juist dat je het bij Hem brengt en genezing en heling vraagt voor je gebrokenheid.
Bij God hoef je niet te presteren. Aanvaarding door God is niet afhankelijk van onze prestaties. Sterker nog: als je iets wilt verdienen, dan zit je fout. Het is genade alleen. Dat kan bevrijdend zijn. Niet werken, niet doen. Maar wel: overgeven, loslaten, geloven. De Bijbel noemt dit: sterven aan jezelf, je leven verliezen. Om weer op te staan als vernieuwd mens. Wie zijn leven verliezen zal in Christus, zal het behouden (naar Luk. 9:24). “Ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij” (Gal. 2:20). |
Gebed
Zelfaanvaarding betekent niet dat je alles van jezelf goed vindt. Nergens in de Bijbel lees je iets over zonden goed praten. Zelfaanvaarding betekent ook niet dat je niet meer nadenkt over jezelf. Het blijft belangrijk om jezelf aan te sturen en niet zomaar te doen wat bij je op komt. Het is nodig dat je reflecteert op jezelf, alleen al omdat de ander iets heel anders kan beleven dan jij.
Christelijke zelfaanvaarding betekent dat je jezelf accepteert, maar tegelijkertijd de zonde afkeurt en ontvlucht. Je accepteert dat je sterke en zwakke kanten hebt en bidt of de Heere je wil behoeden voor misstappen. Je weet je afhankelijk van Zijn Geest om niet in de valkuil van je karakterzwakten te vallen.
Eigenschappen zijn niet onveranderlijk. Sommige dingen kun je leren en je kunt vaardiger worden. Maar probeer dingen die niet te veranderen zijn, te accepteren. Misschien heb je dit gebed van Franciscus van Assisi wel eens gelezen:
- Geef me de moed om te veranderen wat ik kan veranderen
- Geef me de wijsheid om te accepteren wat ik niet kan veranderen
- Geef me het inzicht om het verschil tussen beide te zien.
Accepteren wil zeggen dat je het aanvaardt zoals het is. Je hoeft niet iemand anders te worden. Je bent tevreden met wat je hebt en wie je bent. Je aanvaardt wat je niet kunt veranderen in plaats van te vechten en te knokken van wat je niet kunt bereiken, Het onderscheid tussen wat wel en niet te veranderen is, is niet altijd gemakkelijk. Vandaar ook het gebed: geef me inzicht.
Fier
Je mag jezelf dus aanvaarden zoals je bent. Je vergelijkt jezelf niet met anderen en je wilt niet iemand anders zijn. Je hoeft je niet te schamen voor jezelf. Verstop je daarom niet als een schildpad onder zijn schild (schaamte), maar laat zien wie je bent als een pauw (fier). Van de pauw is spreekwoordelijk dat hij trots is. Ik spreek in dit verband liever van fierheid, omdat trots een negatieve bijklank heeft. Fier zijn heeft iets goeds: het is rustig laten zien wie je bent. Niet meer en niet minder. Dat houdt ontspanning in. Heb je wel eens een poosje naar een pauw gekeken? Dan weet je hoe hij rustig en zelfbewust voortstapt. Daar past het woord ‘fier’ bij: met rechtmatige trots.
Fier zijn is niet hetzelfde als hoogmoedig zijn. Hoogmoed wil zeggen dat je naast je schoenen gaat lopen. Daar zit een opgeblazenheid in. Je eigent jezelf eer toe die je niet toe komt. Je hebt geen oog meer voor de zwakke kanten van jezelf en voor de dingen die je niet goed doet. Verwar fier zijn dus niet met hoogmoedig zijn. De keerzijde van fier is schaamte, terwijl de tegenpool van hoogmoed nederigheid is. Hoogmoed is niet goed (o.a. Spr. 8:13). Anders is het met fier zijn. Als je fier bent, kom je met jezelf voor de dag zonder gevangen te zijn in onzekerheid of angst. Je neemt dan vrijmoedig je eigen ruimte in zonder gehinderd te worden door vrees. Iemand zei eens dat een pauw niet pronkt met andermans veren, maar met die van zichzelf. Wat we hebben gekregen en wat dus ons toebehoort, mogen we gerust laten zien. Fier zijn kan goed samen gaan met dankbaarheid. Je eert de Schepper voor de gaven die Hij gaf. Ere wie ere toe komt.
Zelfliefde
Zelfaanvaarding heeft te maken met liefde voor jezelf. Soms hoor ik mensen zeggen dat ze een bepaalde kant van zichzelf haten. Of nog grondiger: dat ze zichzelf haten. Dit is echter niet Bijbels. Op verschillende plaatsen spreekt de Bijbel over liefde voor jezelf. Het grootste gebod luidt: “Gij zult de Heere uw God liefhebben … en uw naaste als uzelf (Luk. 10:27)”. Soms zeggen mensen dat van jezelf houden een Bijbelse opdracht is. Maar dat staat er niet. Er wordt verondersteld dat er liefde tot jezelf aanwezig is en dit staat niet onder kritiek. In Efeziërs 5:29 wordt er aangenomen dat er liefde voor jezelf is : “Want niemand heeft ooit zijn eigen vlees gehaat”.
Je mag dus houden van jezelf, mits je evenveel van de ander houdt. Jezelf liefhebben houdt in dat je jezelf aanvaardt. Het gaat echter fout als je jezelf meer lief hebt dan de ander. Dat is een verkeerde liefde die zichzelf zoekt ten koste van een ander. Deze zondige zelfliefde moet je tegen staan. God weet dat je jezelf zo snel meer liefhebt dan Hem of je medemens, daarom geeft Hij deze uitdrukkelijke opdracht in de samenvatting van de wet.
Oog voor de ander
Als je jezelf hebt aanvaard zoals je bent, bent je minder met jezelf bezig. Dan ben je voor jezelf geen probleem. En trouwens ook niet voor de ander. Je kunt er echt zijn voor de ander. Je richt je op hem en hebt belangstelling. Je hart opent zich, zoals staat in 2 Kor. 6:11: “Ons hart werd uitgebreid”. Je sluit je hart niet toe, maar breidt hem uit. Dan kan die ander er ook bij. Als je hart wijd is, wil je uitdelen. Dan wil je het goede voor de ander en ben je bereid te geven. Zelfs al is het een nare klus. De ander wordt er zo blij van dat je het voor hem doet.
Een hart dat zich uitbreidt, heeft lief. Liefde is gevend. Liefde zoekt zichzelf niet (1 Kor. 13:5). Je bent als een zon die straalt en iets te geven heeft. Gewoon omdat je het fijn vindt, omdat je overvloeit. Zou dat niet ook bedoeld zijn met “stromen water zullen uit zijn buik vloeien’” (Joh. 7:38). Jezus sprak deze woorden op het tempelplein. Hij zei het van de Geest (vs. 39). De Heilige Geest werkt zo in gelovigen dat de Geest door hen heen verder stroomt. Als de Geest deze rijkdom in je werkt, dan loop je over. Dan komt ook iets van die goedertierenheid, dat overlopen van goedheid. Dan kun je uitdelen omdat je zelf zoveel ontvangt. Dan hoef je niet meer bij jezelf stil te staan, maar ben je een middel om goed te doen aan anderen. Daar word je zelf blij van, want je vertoont iets van Gods beeld. Christus moet gestalte in ons krijgen (Gal. 4:19). Dan ligt onze identiteit niet meer in wie wij zijn of wat we doen, maar in Christus die ons leven is.
Thea worstelt met onzekerheid en een lage eigenwaarde. Ze doet veel goede dingen voor anderen, maar wat zou ze een rust vinden als ze zichzelf aanvaardt en haar identiteit niet meer hoeft te vinden in haar prestaties. Dan hoeft ze zichzelf niet meer te bewijzen, maar mag ze rust vinden in God om daarna uit te delen van wat ze ontvangen heeft.
Eindnoot
Dit artikel is een bewerking van een hoofdstuk uit het boek ‘Goed dat je er bent’.