Verslaving herkennen en voorkomen (2)
Auteur: Frans Koopmans
Bron: www.metamorfosemagazine.org
In het vorige artikel hebben we gekeken naar preventie bij verslaving: op welke doelgroepen men zich daarbij richt en wat beschermende en risicofactoren zijn die de kans op het gebruik van verslavende middelen respectievelijk verminderen of vermeerderen. In dit artikel de vraag wie de preventietaak op zich zou moeten nemen.
Verslavingspreventie is de verantwoordelijkheid van meerdere instanties en personen in de maatschappij. In dit artikel noemen we er drie: de overheid, het onderwijs en de ouders.
Wie doet aan preventie?
De overheid
In de internationale preventieliteratuur is er een verschuiving waarneembaar van ‘drug prevention’ naar ‘drug abuse prevention’. Velen in het preventieveld zijn van mening dat het reëel is ‘drug abuse’ (drugsmisbruik) als einddoelstelling van preventie te hanteren, omdat we nu eenmaal leven in een ‘drugsgebruikende maatschappij’. Ook de Nederlandse overheid is die mening toegedaan. Daarom heeft de Nederlandse overheid voor een ‘realistisch’ en ‘pragmatisch’ drugsbeleid gekozen met als hoofddoel gezondheidsbescherming. De risico’s die met drugsgebruik samenhangen moeten zo klein mogelijk gehouden worden voor de gebruiker, voor zijn directe omgeving en voor de maatschappij. De vraag rijst dan wel in hoeverre in de praktijk het preventie-instrument ‘wetgeving’ nog functioneert. Zo valt ecstasy (XTC) in de Opiumwet onder de harddrugs en staan er op productie, bezit, handel en vervoer van harddrugs zware straffen. Toch is Nederland een van de grootste en wellicht zelfs dé grootste producent van XTC in Europa en hoeven jongeren nauwelijks moeite te doen de pillen te bemachtigen. Daarnaast kan afgevraagd worden welk signaal er aan jongeren afgegeven wordt wanneer er op houseparty’s of andere uitgaansgelegenheden allerlei maatregelen genomen worden om ‘veilig’ te gebruiken. De suggestie is dan toch ecstasygebruik erbij hoort en dat je pillen kunt slikken zonder enig gezondheidsrisico te lopen. Een vergelijkbare situatie geldt voor ‘softdrugs’. De overheid hanteert een gedoogbeleid dat het mogelijk maakt dat er in Nederland zeshonderd officieel gedoogde verkooppunten van softdrugs bestaan. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat een deel van de jongeren dat met softdrugs experimenteert, het normaal vindt om regelmatiger te gaan blowen maar daardoor in de problemen komt.
Het onderwijs
Op grond van onderzoek blijkt dat preventieprogramma’s die gericht zijn op het verbeteren van de geestelijke gezondheid en de sociale vaardigheden van kinderen, het meest effectief zijn. Scholen zijn dus niet alleen maar ‘kennisfabrieken’ waar de leerlingen cognitieve vaardigheden wordt bijgebracht. Onderkend wordt dat het leren van sociale vaardigheden en het bijdragen aan een goede emotionele ontwikkeling voor de kinderen eveneens van groot belang is.
Het onderwijs wordt soms geconfronteerd met gebruik en handel rond de school en met leerlingen die onder invloed in de klas zitten. Kennismaking en experimenten met verslavende middelen vinden meestal plaats in de schoolperiode en in veel gevallen op of bij school. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er zowel in het basis- als in het voortgezet onderwijs een groeiende interesse is voor preventieprogramma’s. De Wet op het Basisonderwijs legt een wettelijke basis voor de aandachtsgebieden ‘sociale redzaamheid’ en ‘bevordering van gezond gedrag’. Hierdoor wordt de systematische invoering van gezondheidseducatie gestimuleerd en daarmee ook voorlichting over verslavende middelen. Voorlichting moet aansluiten bij de belevingswereld van kinderen. Dit impliceert dat kinderen voorgelicht moeten worden vlak voordat zij met een middel in aanraking komen en een keuze maken. Daarom wordt voorlichting doorgaans beperkt tot de hoogste groep van het basisonderwijs en tot de middelen alcohol en tabak. Omdat experimenteren met softdrugs op steeds lagere leeftijd gebeurt – soms ook al op de basisschool! – worden de lessen tegenwoordig vaak uitgebreid met informatie over softdrugs.
In het voortgezet onderwijs zijn scholen wettelijk verplicht voorlichting te geven over tabak, alcohol en drugs. Om de preventieve werking te vergroten zal voorlichting over verslavende middelen ingepast moeten worden in een schoolgezondheidsbeleid. Dit beleid bestaat uit een samenhangend pakket van te ondernemen activiteiten ter bevordering van de gezondheid van leerlingen en onderwijzend personeel. De activiteiten op het gebied van verslavende middelen hebben betrekking op lesgeven, reglementeren en het signaleren en begeleiden van problemen.
Ouders
Ouders en verzorgers zijn de aangewezen personen om het welzijn van hun kinderen te bevorderen. In eerste instantie ligt de preventieve taak dan ook bij de ouders/opvoeders. Wanneer er thuis naar jongeren geluisterd wordt en zij zich geborgen weten, ontbreekt één van de grootste voedingsbodems voor verslaving. Daarnaast spelen dezelfde preventie-instrumenten als in het onderwijs een rol. Voorlichting over middelengebruik gebeurt op school, maar zeker in deze tijd moeten ook ouders het gesprek aangaan over de meest populaire verslavende middelen. Evenals scholen kunnen ouders afspraken met hun kinderen maken over middelengebruik en zullen ze in staat moeten zijn problemen te signaleren. Honderd procent garantie dat een kind verslavingsvrij blijft, kan niemand geven. Er bestaan geen pasklare antwoorden of recepten. Wel kan in de opvoeding aandacht besteed worden aan het leren omgaan met verslavingsrisico’s.
Sommige opvoeders aarzelen om met kinderen over verslavende middelen te praten, omdat ze bang zijn dat het gesprek juist nieuwsgierig maakt. Dit mag echter geen reden zijn om voorlichting over verslavende middelen achterwege te laten. Jongeren mogen nooit tot de conclusie komen dat ze onvoldoende geïnformeerd waren over de risico’s van gebruik. Bovendien zullen volwassenen een aanvulling moeten kunnen geven op de (soms onware) verhalen die jongeren van hun leeftijdgenoten horen. Of voorlichting de nieuwsgierigheid stimuleert, hangt in de eerste plaats af van het kind. Sommige kinderen zijn bijna hun hele leven bang voor verslavende middelen en zullen er nooit aan beginnen. Anderen vinden riskante bezigheden juist spannend en voelen zich ertoe aangetrokken. Alles wat met drugs te maken heeft, willen ze lezen of zien en wordt geïdealiseerd. Wanneer zo’n kind een boek leest over het leven van een verslaafde kan dat juist een stimulerende uitwerking hebben. In de tweede plaats is er een relatie tussen nieuwsgierigheid en de manier waarop de informatie gebracht wordt. Voorlichting over middelen moet duidelijk en eerlijk zijn. Dit impliceert dat zowel positieve als negatieve ervaringen van middelengebruik op nuchtere wijze aan bod moeten komen.
Preventie, maar hoe?
Leeftijd
Tijdens de opvoeding wordt altijd geprobeerd aan te sluiten bij de belevingswereld van het kind. Veel kinderen komen al heel jong met verslavende middelen, zoals tabak en alcohol, in aanraking. Kinderen stellen graag vragen en zullen dat ook doen als het om verslavende middelen gaat. Het is belangrijk daar eenvoudig, maar serieus op te reageren en op die manier duidelijk te maken dat het onderwerp bespreekbaar is. De leeftijd om uitgebreider in gesprek te gaan is afhankelijk van het moment waarop het kind op school of in zijn vriendenkring verslavende middelen tegenkomt. Dit gebeurt meestal op tien- tot twaalfjarige leeftijd en het gaat dan voornamelijk om tabak. Kinderen worden nieuwsgierig, willen stoer doen en staan voor de keuze om hun eerste trekje te nemen. In deze leeftijdsfase kunnen volwassenen jongeren tegemoet komen in hun behoefte aan duidelijke regels, feitelijke informatie over middelen en een sterke motivatie om groepsdruk te weerstaan. Die motivatie kan onder andere opgebouwd worden door de kortetermijngevolgen van middelengebruik te benadrukken, zoals een slechte adem en conditie door roken. Daarnaast is het zinvol met jongeren te zoeken naar methoden om groepsdruk het hoofd te kunnen bieden.
Regels
Aftasting van grenzen hoort bij de puberteit. Volwassenen hebben de natuurlijke taak om regels te stellen en grenzen aan te geven. Zij zijn verantwoordelijk voor het welzijn van jongeren én voor het welzijn van de andere leden van het gezin of de instelling. Pubers hebben behoefte om over regels te onderhandelen. Hierdoor ontstaat betrokkenheid en wordt de bereidheid vergroot om zich er aan te houden. De onderhandelingsruimte is afhankelijk van het onderwerp. Over alcoholgebruik of uitgaanstijden valt over het algemeen te praten, maar als het gaat om uitgaansgelegenheden of drugsgebruik zullen er duidelijke regels gesteld moeten worden. Hetzelfde geldt overigens voor instellingen: er moet een reglement bekend zijn waarin regels voor middelengebruik opgenomen zijn en sancties die in geval van overtreding toegepast zullen worden. Daarbij is het altijd van belang inzicht te verschaffen in de achtergrond van de gestelde regels, zodat jongeren kunnen begrijpen dat het uitgangspunt bevordering van hun welzijn is.
Mening en voorbeeldgedrag
Belangrijk is het eigen voorbeeldgedrag. Bij roken, drinken en het gebruiken van drugs is de mening en het gedrag van ouders en leerkrachten van grote invloed. Kinderen die zeggen dat hun ouders tegen zijn, boos worden of maatregelen zullen nemen als ze stoned (onder invloed van drugs) zijn, gebruiken in de meeste gevallen niet. Wanneer hun ouders er onverschillig tegenover staan of het niet erg vinden, dan is de kans groter dat ze zelf wel gebruiken. Wanneer er duidelijke regels vastgesteld zijn is er duidelijkheid over wat wel en niet geoorloofd is. Ze hebben echter weinig waarde als de ouders zichzelf weinig van regels aantrekken. Een groot gedeelte van wat kinderen doen is eerst voorgedaan door volwassenen. Opvoeders dienen zich goed bewust te zijn dat hun houding en gedrag de keuzen van kinderen beïnvloeden. Dit wil niet zeggen dat zij geen alcohol zouden kunnen drinken in de opvoedingssituatie. Kinderen kunnen begrijpen en accepteren dat er verschil bestaat tussen wat zij mogen en wat volwassenen mogen. Dat onderscheid moet ook helder blijven. Aan de andere kant moeten opvoeders ervoor uitkijken kinderen te vragen alcohol te kopen of een cocktailtje te mixen. Opvoeders, die er voor gekozen hebben alcohol te drinken, kunnen laten zien hoe dat op een verantwoorde wijze mogelijk is. Zij moeten het goede voorbeeld geven. Ook als het gaat om andere belangrijke zaken, zoals het omgaan met emoties. Volwassenen kunnen jongeren voorleven hoe je vreugde, verdriet of spanning kunt beleven en verwerken zonder verslavende middelen te gebruiken.
Aandacht en praten
Aandacht is cruciaal in het voorkomen van verslaving. Een kind heeft dat nodig. Verslavingspreventie gebeurt dus in feite vanaf de wieg. Het kind moet zoveel mogelijk overal bij betrokken worden. Het moet ervaren erbij te horen. Juist in de kleine dingen moet gezorgd worden voor vertrouwen, balans en inzicht. Gebeurt dat niet, dan leggen deze ouders een voedingsbodem voor een ongezonde groei van emoties. Juist in een prestatiemaatschappij staat deze aandacht voor kinderen onder zware druk. Er moet zoveel gebeuren, iedereen is zo enorm druk bezig. Het gevaar is dat er daardoor geen oog meer is voor de kleine dingen. Iets groots als verslaving ontstaat door een gebrek aan aandacht voor kleine dingen. Pubers hebben een onstabiel zelfbeeld en zijn erg onzeker over wat anderen van hen denken. Hoewel hun leeftijdgenoten meer invloed krijgen op hun beslissingen, blijven ze ook opzien naar volwassenen voor hulp bij het oplossen van problemen en het maken van keuzen. Het is essentieel voor het welzijn van jongeren dat zij kunnen praten over wat hen bezighoudt. Maar praten gaat niet vanzelf. Opvoeders zullen kinderen van jongs af aan moeten leren praten, ook over gevoelige onderwerpen. Willen volwassenen door jongeren als volwaardig gesprekspartner aangezien worden, dan zullen zij goed op de hoogte moeten zijn van wat er in de wereld te koop is. Voor verslavende middelen betekent dit dat opvoeders goed geïnformeerd zijn over de verschillende soorten alcohol en drugs van deze tijd. Kennis van namen, verschijningsvormen, effecten en risico’s is in dit verband onmisbaar. Kinderen moeten weten dat zij op hun opvoeders kunnen vertrouwen voor nauwkeurige informatie over onderwerpen die voor hen belangrijk zijn. Volwassenen kunnen niet alles weten, maar kunnen wel de weg wijzen bij het verzamelen van de ontbrekende informatie. Praten met het kind is van het allerhoogste belang. Christenouders kunnen het kind bovendien met God leren praten. Als een kind leert op God te vertrouwen kan dat tijdens moeilijke perioden een wereld van verschil uitmaken.
Liefde
Regels stellen, het goede voorbeeld geven en praten met kinderen zijn noodzakelijke elementen van verslavingspreventie. Toch halen deze elementen weinig uit wanneer liefde in de opvoeding ontbreekt. Liefde uit zich onder andere in werkelijke aandacht. Juist in onze geïndividualiseerde prestatiemaatschappij schiet de aandacht voor kinderen er wel eens bij in. Veel mensen hebben het druk met zichzelf en voeren een race tegen de klok om hun doelen te bereiken. Bij het voorkómen van verslaving is aandacht voor kinderen cruciaal. Door kinderen zoveel mogelijk overal bij te betrekken, krijgen ze het gevoel geliefd te zijn en erbij te horen. Kinderen moeten weten dat ze geaccepteerd worden om wie ze zijn en niet om wat ze presteren. Die zekerheid kan een belangrijke basis vormen in de onstuimige puberteit.
Leren kiezen
Jongeren moeten leren kiezen. Ouders en leerkrachten moeten in staat zijn om de voor- en nadelen van een keuze te laten zien. Sommige dingen behoren gewoon verboden gebied te zijn, zoals drugsgebruik. Ouders en leerkrachten hebben dan wel de plicht om er voor te zorgen goed op de hoogte te zijn. Onwetendheid bij op-voeders draagt bij aan de verslavingsproblematiek onder jongeren. Wanneer onjuiste informatie over drugs wordt verstrekt, verliezen ouders en leerkrachten hun geloofwaardigheid en wordt drugsgebruik juist in de hand gewerkt. Ouders die uitgaan van de gedachte ‘mijn kind doet dat niet’, zullen hun kinderen ook geen weg terug kunnen wijzen als ze aan het experimenteren zijn. Laat staan dat zij zich op de hoogte zullen stellen van de herkenningssignalen van middelengebruik. Voorkómen moet worden dat jongeren tot de conclusie komen dat ze onvoldoende geïnformeerd waren over de effecten en risico’s van verslavende middelen voordat ze gingen experimenteren. Opvoeders hebben de taak onzinverhalen over verslavende middelen bij te sturen en jongeren bewust te maken van de risico’s. Bovendien kunnen zij (problematisch) middelengebruik signaleren en jongeren helpen hun leven zo in te richten, dat de risico’s op verslaving geminimaliseerd worden.