Over pestkoppen en zondebokken (1)

Auteur: Dirk Lemmens
Bron: www.metamorfosemagazine.org

Pesten is een wijdverbreid probleem. Bijna één op vier kinderen in de basisschool, en één op zeven kinderen in de middelbare school worden gepest.(1) Eén op twintig kinderen worden wekelijks, of zelfs dagelijks gepest.(2) Eén op de twintig kinderen zou zelf geregeld pesten.

Aanhoudende pesterijen werken diep in op het leven van het slachtoffer: niet alleen kunnen kinderen zich minderwaardig, onzeker en angstig gaan voelen, maar vaak wordt hun levensruimte ernstig beperkt doordat ze steeds maar de situaties waar ze gepest worden, proberen te vermijden (gymles, voetbal, zondagsschool,…). Niet zelden geeft dit op termijn aanleiding tot allerlei echte of geveinsde klachten en uitvluchten (hoofdpijn, buikpijn, nachtmerries, huiswerk,…). Soms wil, of durft het slachtoffer geen melding maken van wat er aan de hand is, en draait dan maar stilzwijgend op voor de straf die hij niet verdiend heeft (kapotte bril, gescheurde broek, T-shirt ‘verloren’, te laat thuis,…)

Begripsomschrijving
‘Pesten’ en ‘plagen’ zijn twee totaal verschillende dingen. Plagen is gezond. Plagen draagt bij aan de ontwikkeling van sociale vaardigheden: het is een kameraadschappelijk gegeven dat zich afspeelt tussen twee gelijke partijen. Je plaagt je vrienden (‘Als ik jou plaag, dan geef ik daarmee te kennen dat ik je aanvaard, en je eigenlijk ook wel graag mag.’), en je accepteert daarbij dat er meer dan waarschijnlijk een tegenreactie zal komen: de ene keer plaag je, maar de andere keer word je geplaagd. Plagen gebeurt dan ook eerder occasioneel dan systematisch. Soms bestaat het doel van de plagerij er in om een vriendelijke tegenreactie uit te lokken (‘Meisjes plagen, is kusjes vragen…’). Een enkele keer brengt plagen onaangename gevolgen met zich mee (blauwe plekken, kapotte kleren,…), maar dat neem je er dan maar bij. Je weet dat je dat risico loopt voordat je er aan begint.

Pesten is nooit gezond. Het bouwt een kind niet op in zijn persoonlijkheid, maar brengt schade toe. Het gaat hierbij niet om ‘gelijke partijen’, maar om de ene partij die de andere terroriseert. Er is geen sprake van gelijkwaardigheid in de relatie, en zeker niet van vriendschap. Omdat er bij herhaling sprake is van een zelfde pester en een zelfde slachtoffer, kunnen we spreken van een systematiek. Bij pesten gaat het om een dader (de pestkop, soms ook een groep) en een slachtoffer. Het slachtoffer vindt er niks aan om gepest te worden, maar ook de dader beleeft er vaak maar matig of geen plezier aan. Een tegenreactie wordt echter niet op prijs gesteld, en lokt vaak nog ergere pesterijen uit. Zowel psychisch als fysiek en materieel kunnen de gevolgen verregaand en vernietigend zijn. De onaangename gevolgen worden je opgedrongen: er is geen sprake van het kiezen voor een berekend risico. “Eigenlijk is pesten dus een vorm van mishandeling door leeftijdgenoten.”(3)

Pesten begint waar plagen ophoudt. Wanneer een zelfde persoon (of groep) zich systematisch tegen een zwakker individu (of groep) keert, zonder dat deze dat leuk vindt, spreken we over pesten.

Vier partijen
Pesten is een complex probleem, waarbij vier verschillende partijen betrokken zijn. Een pestklimaat kan alleen maar tot stand komen als één of meerdere van die partijen hun plaats in de groep niet, of op een verkeerde manier, innemen.

De zondebok
De zondebok is het slachtoffer van de pesterijen van één of meerdere leden van de groep. Vaak is hij fysiek wat zwakker dan zijn groepsgenoten, en sociaal minder vaardig. Hij weet niet goed om te gaan met conflicten, en reageert verkeerd op agressie. Hij wordt gekenmerkt door een negatief zelfbeeld, en is soms ronduit angstig. Sommige zondebokken reageren passief (huilen, niet meespelen, zo laat mogelijk op school aankomen, een andere weg kiezen,…), terwijl anderen provocerend reageren (terug schelden, terugslaan,…). De zondebok slaagt er niet in om, wanneer hij onder druk gezet wordt, op een adequate manier voor zichzelf op te komen: óf hij laat over zich heen lopen, óf hij reageert met machteloze agressie.
Beide reactiepatronen strekken echter tot verder vermaak van de pestkop(pen), en geven op hun beurt weer aanleiding tot verdere pesterijen. De zondebok zal, om verschillende redenen (angst voor represailles, angst niet serieus genomen te worden,…) niet zo snel bij de gezagsdragers kenbaar maken dat hij gepest wordt.
Binnen de groep zit de zondebok gevangen in een verschrikkelijke vicieuze cirkel: hij wordt gepest omwille van zijn reactiepatronen, maar het zijn diezelfde reactiepatronen die op hun beurt ook weer nieuwe pesterijen uitlokken. Het isolement waarin ze hierdoor terecht komen, is voor de meeste zondebokken onmogelijk te doorbreken. Soms wordt dit isolement nog vergroot door onbegrip thuis (“Het zal allemaal wel meevallen. Je moet niet zo flauw doen…”, “Woorden doen geen pijn…”, “Geef een goeie mep terug, en het zal wel vanzelf stoppen!”, “Je overdrijft vast, anders zouden de leerkrachten het wel opgemerkt hebben.”, “Je zal het ook wel zelf uitlokken. Niemand wordt ‘zo maar’ gepest”,…).
Niet zelden uit de spanning waarin de zondebok verkeert, zich in allerlei psychosomatische klachten (hoofdpijn, buikpijn, concentratiestoornissen,…) en soms zelfs in zelfmoordgedachten (of een zelfmoordpoging).

De pestkop
Ook de pestkop ontbreekt het aan sociale vaardigheden: net als de zondebok weet hij maar gebrekkig om te gaan met conflicten, en lijdt hij onder een negatief zelfbeeld. Hij heeft een beperkt vermogen om de noden van een ander in te schatten en om zich in zijn gevoelens te verplaatsen. Hij is vooral bezig met zijn eigen noden en zijn eigen gevoelens. Pesten is een manier om zichzelf te beschermen en de aandacht van zijn eigen problemen af te wenden. Hij hanteert agressie als een manier om zich te laten gelden. Vaak is hij fysiek sterker dan de zondebok, maar van binnen kan hij even onzeker zijn, alhoewel dat niet altijd het geval is. Een onzekere pestkop gebruikt geweld in een poging om zichzelf te laten gelden, en zijn eigen onzekerheid te camoufleren. Jongens zijn daarbij geneigd om gebruikt te maken van fysiek geweld (duwen en trekken, slaan en schoppen, spulletjes afpakken of vernielen, afpersen,…), terwijl meisjes vaker gebruik maken van niet fysiek geweld (roddelen, uitsluiten, negeren, negatieve opmerkingen over uiterlijk of kleding, insinuaties over verliefdheden,…). Zijn gedrag is deels ook een poging om de populariteit van de groep af te dwingen, maar er is geen enkele garantie dat dit zal lukken: pestgedrag brengt nooit enige garantie voor goede relaties met zich mee. Hoewel de pestkop (vooral in de lagere school, maar minder in de middelbare school) vaak wel de populariteit van de groep geniet, heeft hij gewoonlijk erg weinig echte vrienden. In zekere zin is hij net zo eenzaam als de zondebok.

De groep
De houding die de groep aanneemt in het pestklimaat, levert een wezenlijke bijdrage aan het (doorbreken van het) klimaat. Aanhoudend pestgedrag kan alleen maar plaatsvinden als de groep dit gedoogt. Elke groep heeft immers haar eigen hiërarchie (de leider, de volger, de nar, het zwarte schaap,…) en haar eigen regels (niet klikken, niet de gunst van de leerkrachten zoeken, met sommige mensen ga je niet om, …). De leiders (en dus ook de pestkoppen) kunnen hun plaats binnen de groep alleen maar handhaven bij de gratie van diezelfde groep. Een kind kan alleen maar gepest worden omdat de rest van de groep het, om wat voor reden dan ook (angst, eigenbelang, leedvermaak, onverschilligheid, onwetendheid…) toelaat. Vaak manipuleert de pestkop daarbij ook nog de groep en gebruikt hij een aantal groepsleden als ‘handlangers’ om zijn vuile karweitjes voor hem op te knappen.
Vanaf het moment dat de groep (of een deel er van) het actief voor de zondebok gaat opnemen (isolement doorbreken, vriendschap sluiten, bescherming bieden), wordt de positie van de pestkop aanzienlijk verzwakt. Hij weet zich minder gesteund, en ziet zijn machtspositie afbrokkelen.

Het gezag
Kinderen vragen grenzen: ze zijn zelf nog niet in staat om op een volwassen manier grenzen te bepalen en te hanteren. Het is de taak van de opvoeding (opvoeder!) om kinderen te leren grenzen te bepalen, en zich binnen deze grenzen te bewegen. Binnen het opvoedingsproces moeten kinderen leren om op een zinvolle manier met anderen om te gaan (hun noden leren onderscheiden en er aan tegemoet komen, met conflict leren omgaan), en hun eigen plaats te bepalen (zelfwaarde, plaats binnen de groep bepalen en innemen,…)
Voor zo ver ze dat zelf echter nog niet kunnen, moeten deze grenzen door het gezag aan de kinderen gegeven worden. Dit gezag functioneert voor een deel thuis, en voor een deel binnen de groep waarin ze verkeren wanneer ze niet thuis zijn (school, zondagsschool, jeugdgroep, tieners, …). De manier waarop het gezag met de pesterijen omgaat (gedogen, ingrijpen, …) is erg bepalend voor het klimaat binnen de groep. Dit gegeven maakt ook het geldende gezag tot een verantwoordelijke partij bij een eventueel pestklimaat.

Complex
Een pestklimaat is het gevolg van het gebrekkig functioneren van de hele groep, een heel systeem, en niet alleen maar het probleem van de pestkop of van de zondebok. Een pestkop maakt in een groep waar (nog) geen zondebok aanwezig is, en waar zowel de groep als het gezag goed functioneren, weinig kans om een slachtoffer te vinden. Functioneert echter één van beide partijen (of allebei) beneden de standaard, dan duikt er mettertijd ongetwijfeld wel een zondebok op… Of een onzeker kind zich dus tot pestkop of zondebok ontwikkelt, wordt in grote mate mee bepaald door het functioneren van de rest van de groep, én van het gezag. De pestkop lijkt daarbij te profiteren van het gebrekkig functioneren van het gezag binnen de groep (leerkrachten, zondagsschoolleiders,…), en tegelijk van huis uit te weinig geleerd te hebben om zich onder gezag te plaatsen.
“Slachtoffers van pesterijen blijken in tegenstelling tot pesters geen gebrek aan liefde en zorg van hun opvoeders  ontvangen.”(4) Vaak komen ze uit een warm, beschermend nest, met weinig conflict. Ze zijn weinig in staat om met agressie om te gaan, en rekenen in een conflictsituatie op bescherming van de gezagspersoon. Ze lijden er onder wanneer dat gezag ze (reëel, of voor hun gevoel) aan hun lot over laat.
Om een heersend pestklimaat op een succesvolle manier te bestrijden, zal dus het functioneren van elk van de betrokken partijen geëvalueerd, en eventueel gecorrigeerd moeten worden.

Door de complexiteit van het probleem, is het niet altijd gemakkelijk om te begrijpen wat er aan de hand is. In een eerste fase is het belangrijk om de feiten, en ook de concrete aanleiding voor die feiten te achterhalen. Verder zal echter ook het functioneren van de groepsdynamiek ontrafeld moeten worden, en tenslotte moet er nagegaan worden op welke basis elk van de betrokken partijen bereikt kan worden.

De feiten
Pesterijen situeren zich meestal op één of meerdere van de volgende gebieden:

Verbaal: Wie verbaal geweld gebruikt, raakt de ander met woorden. Verbaal geweld kan bestaan uit dreigen, schelden, vernederen, maar ook uit treiteren. Het slachtoffer wordt hierbij op geen enkele manier ontzien: hij wordt geraakt op die plaatsen waar dit het meest pijn doet. Vaak worden ook familieleden in dit verbale geweld betrokken (‘Als jij niet…, dan pakken we straks, na schooltijd, je zusje wel eens aan!’; ‘Je moeder is een hoer!’). De kracht van dit geweld zit daarbij niet alleen in datgene wat gezegd wordt, maar ook in de herhaling. Waarschijnlijk is verbaal pesten de vorm van pesten die het meest gebruikt wordt. Hij is ook het moeilijkst op te sporen. Woorden laten immers geen zichtbare sporen na. Als de pestkop zegt: “Ik heb dat niet gezegd!”, wie zal dan het tegendeel bewijzen?

Fysiek: Vechten, slaan, duwen, trekken, krabben, bijten, knijpen, bij de haren trekken… Zowat elke vorm van fysiek geweld wordt tijdens pesterijen aangewend. Soms komen er zelfs echte wapens aan te pas: stokken, messen, touwen, kettingen, … In sommige gevallen worden kinderen gedwongen hun geslachtsdelen te laten betasten, of moeten meisjes hun behaatje of borstjes laten zien. Vaak staat de zondebok hierbij alleen tegenover de hele groep, en maakt hij geen schijn van kans tegen een dergelijke meerderheid. Blauwe plekken, (schaaf)wonden en beschadigde kleren zijn dikwijls de aanwijzingen waardoor deze vorm van pesten ontdekt wordt.

Materieel: In een aantal gevallen richt het pesten zich op de bezittingen van de zondebok: fietsbanden worden leeg gelaten of doorgeprikt, kledingstukken verdwijnen tijdens de turnles, boekentassen worden in een plas leeggegooid, lunchpakketten worden vol zout gestrooid, een favoriete pen wordt afgepakt en in de groep heen en weer gegooid, het briefje van een vriend of vriendin wordt onderschept en aan de anderen voorgelezen, … Het slachtoffer ervaart bij dit soort van pesterijen het feit dat zijn bezittingen verdwijnen of vernield worden, nog niet eens als het ergste. Veel erger zijn de machteloosheid, angst en vernedering die er mee gepaard gaan en die er voor zorgen dat het slachtoffer de feiten kost wat kost zal proberen geheim te houden. Bezittingen die op een onverklaarbare wijze verdwijnen of vernield worden, kunnen er op wijzen dat een kind gepest wordt.

Relationeel: Bij relationeel pesten wordt iemand uit de groep uitgesloten (‘Jij mag niet meespelen.’, ‘Aan jou vertellen we dat niet’, ‘Met jou praten we niet’) of net met een andere groep (‘Ga jij maar met die sufferds spelen, daar hoor je thuis.’) of persoon (‘Karin ís op Frederik’) geïdentificeerd. Deze vorm van pesten wordt meer door meisjes dan door jongens gebruikt. Hij is subtiel en indirect, maar daarom niet minder verschrikkelijk voor het slachtoffer. Een kind komt hierdoor immers in een totaal isolement terecht. Indien een kind binnen de groep plotseling geïsoleerd wordt, kan dit een signaal vormen dat het gepest wordt.

Hoe onbelangrijk aanwijzingen op het eerste zicht ook mogen lijken, ze moeten toch steeds serieus genomen worden. Om te kunnen helpen, moeten de feiten echter concreet boven tafel komen. Zowel de dader als het slachtoffer hebben, elk om hun eigen beweegredenen (angst om betrapt te worden of angst voor nog meer pesterijen), de neiging om de feiten te camoufleren. Dit gegeven maakt het erg moeilijk om na te gaan wat er precies aan de hand is, en zorgt er soms voor dat pesterijen lange tijd (weken, maanden!) kunnen doorgaan zonder dat iemand er iets van merkt. Een televisieprogramma of een praatboek kunnen helpen om het gesprek op gang te brengen en de angst te doorbreken.(5)

De aanleiding
Hoewel de echte reden voor het pestgedrag meestal verschillend is van de specifieke aanleiding, is het voor een goede analyse van de feiten toch nodig om aandacht te schenken aan die specifieke aanleiding. Dit is immers het gebied waar de klacht van de zondebok (‘Is er iets mis met mij?’, ‘Het lijkt wel of ik pesterijen aantrek’) en de rechtvaardiging van de pestkop (‘Ze is anders dan de anderen.’, ‘Slappelingen verdienen niet beter dan gepest te worden.’) zich situeren. We onderscheiden drie gebieden:

Anders zijn: Het ‘anders zijn’ van kinderen wordt in vele gevallen door de pester(s) als rechtvaardiging voor de pesterijen ingeroepen. De kritiek op het anders zijn kan zich op vrijwel elk gebied situeren:

  • lichamelijk (dik, mager, rood haar, sproeten, bril, geboortevlek, handicap, chronische ziekte, stotteren,…)
  • intellectueel (te hoge cijfers, te lage cijfers, ‘dommerik’, streber,…)
  • achtergrond (huidkleur, nationaliteit, ander deel van het land, accent, ‘boer’, ‘stadsventje’,…)
  • sociale status (merkkleding, werkloosheid van de ouders, groot gezin, enig kind,…)
  • religie (elke godsdienstige overtuiging die afwijkt van die van de meerderheid, vooral als die meerderheid uitgesproken is)

De realiteit is echter dat het zogenaamd ‘anders’ zijn maar als excuus voor de pesterijen gebruikt wordt. Andere kinderen met dezelfde kenmerken worden immers niet gepest, en als de zondebok zou veranderen, zou dit vrijwel zeker het pestprobleem niet oplossen. De zondebok krijgt dan ook terecht het idee: ‘Wat ik ook doe, het is nooit goed.’

Groepsdynamiek: De groepsdynamiek kan sommige groepsleden als het ware voorbestemmen om tot zondebok te worden. Zo zijn sommige groepen vrij open, en zullen dan ook een nieuweling gastvrij in de groep opnemen, of hem tenminste een eerlijke kans geven om zich in de groep te integreren. Andere groepen zijn echter helemaal niet zo open, zodat een nieuw kind uitgesloten kan blijven, en zo een makkelijke prooi worden voor de pestkop. In nog andere groepen staan dan weer twee natuurlijke leiders op, terwijl er eigenlijk maar plaats is voor één. Het gevolg kan zijn dat één van de twee weggepest wordt.

Geen aanwijsbare aanleiding: Soms is er helemaal geen aanwijsbare aanleiding waarom het ene kind wel, en het andere kind niet gepest wordt: het gebeurt gewoon.

De groepsdynamiek
Pesten kan alleen maar gebeuren als één of meerdere partijen binnen een groep hun plaats niet, of verkeerd innemen. Om tot een evenwichtige en bruikbare probleemanalyse te komen, is het dus nodig om informatie te verzamelen en zo een aantal vragen betreffende elk van de betrokken partijen te kunnen beantwoorden.

De zondebok
Hoe angstig is de zondebok? Maakt deze angst hem tot een dankbaar slachtoffer? Hoe reageert hij op de pesterijen? Laat hij lijdzaam begaan, trekt hij zich terug in zichzelf, is hij onverschillig of reageert hij met agressie? Welke manieren gebruikt het kind om zich te verdedigen, en hoe efficiënt zijn ze? Zijn ze ook aanvaardbaar?

De pestkop
Staat hij alleen, of is hij omringd door een stel ‘handlangers’ die hij op verschillende manieren kan inzetten. Is er een groepje dat pest? Of een gezagsfiguur (leraar, groepsleider,…). Hoeveel populariteit geniet hij binnen de groep? Wat zijn de ‘technieken’ die bij het pesten gebruikt worden? Zit de pestkop zelf gevangen in een aanwijsbare problematiek? Moeilijke thuissituatie? Moeilijkheden binnen de groep? Werd (wordt?) hij zelf gepest? Zendt hij signalen uit waardoor hij zelf om hulp vraagt?

De groep
Worden er meer kinderen gepest door dezelfde pestkop? Is de groep op de hoogte van wat er gaande is? Staat de zondebok er alleen voor? Neemt de groep (of een deel ervan) actief deel aan de pesterijen, of houden de anderen zich gewoon afzijdig? Neemt iemand het actief voor de zondebok op? Bestaat een deel van de groep uit ‘handlangers’? Hoe brengt de pestkop deze handlangers er toe om de ‘vuile karweitjes’ voor hem op te knappen? Wordt de groep zelf ook gekenmerkt door angst voor de pestkop, of koestert ze veeleer sympathie voor hem?

Het gezag
Een eerste gebied betreft het gezag thuis. Hoe functioneert dit gezag, zowel bij de zondebok als bij de pestkop? Worden er enerzijds duidelijk lijnen aangegeven van wat kan en niet kan, maar is er anderzijds ook openheid om te luisteren naar en te praten met het kind? Komt het kind uit een conflictueuze omgeving, en welke zijn de modellen voor conflictoplossing die het kind aangeleerd zijn? Heeft de Bijbel een plaats in de opvoeding van het kind, en, zo ja, welke?
Een tweede gebied betreft het gezag in de groep. Is het gezag zichtbaar aanwezig? Is er voldoende toezicht? Is het gezag op de hoogte van de pesterijen? Worden er grenzen gesteld? Wordt het aanvaard door de groep? Of door een deel ervan? Welk deel? Wat is de relatie van de zondebok met het gezag? Is er enige kans dat de pestkop correctie zal aanvaarden? Wordt deze correctie gegeven? Door wie?

De bereikbaarheid
Om het probleem op een correcte en afdoende manier te analyseren is het verder nodig om na te gaan op welke basis elk van de betrokken partijen bereikt kan worden. Dit komt er in wezen op neer om te onderzoeken welke van de partijen bereid is om aangesproken te worden op de Bijbelse boodschap, en daar ook mee aan de slag te gaan. Uiteraard is de kans om tot een Bijbelse oplossing te komen het grootst wanneer elk van de vier partijen zich ook actief onder het gezag van de Schrift plaatst, maar in de realiteit zullen één of meerdere partijen vaak niet bereid gevonden worden om dat te doen. Dat mag echter voor de degenen die Christus wel als Heer van hun leven belijden, geen reden zijn om het dan ook maar niet te doen!

In een volgend artikel gaan we in op de Bijbelse principes die gelden om met pesten om te gaan.

 

EINDNOTEN
(1) Gie DEBOUTTE, Pesten gedaan ermee!, Jeugd & Vrede, Brussel, 1995, p. 10.
(2) Gie DEBOUTTE, Pesten gedaan ermee!, Jeugd & Vrede, Brussel, 1995, p. 15.
(3) Rob HONDSMERK, Els KOK & Renate BAARDSE, Pesten verpest ‘t, CHRIS/Centrum voor Pastorale Counseling, Heverlee, 1999, p. 11.
(4) Stichting CHRIS, PESTEN. Achtergrondinformatie over pesten en gepest worden, Dordrecht, 1999, p. 10.
(5) Pesten verpest ‘t (Rob HONDSMERK, Els KOK & Renate BAARDSE, CHRIS/Centrum voor Pastorale Counseling, Heverlee, 1999) is een zeer bruikbaar praatboekje met vier verhalen voor kinderen van verschillende leeftijden.