Praten met kinderen
Auteur: Renate Lamparter
Bron: www.metamorfosemagazine.org
“Jeroen gedraagt zich niet goed in de zondagschool. Ik zal eens met hem praten. Misschien kan hij me zeggen waarom hij dat doet.” “Ik maak me zorgen om Lies. Ik heb haar gevraagd of er iets scheelt, maar ze zegt dat alles in orde is.”
Het is niet zo evident om met kinderen te praten. Kinderen zijn anders dan volwassenen. Terwijl wij als volwassenen deze verschillen beter zien dan kinderen, verwachten we toch al te vaak dat zij op onze manier met ons communiceren. Toch is het aan de volwassenen om zich in te stellen op het kind.
Kinderen zijn anders dan volwassenen
Als we met kinderen willen spreken, moeten wij er rekening mee houden dat zij anders zijn dan wij. Zij zijn nog in ontwikkeling en ze gaan met het leven om volgens hun leeftijd. Zo kan een kleuter moeilijk onderscheid maken tussen fantasie en realiteit, een jong schoolkind kan zich nog niet inleven in anderen, en een ouder schoolkind kan nog niet abstract denken.
Denken
Voor volwassenen is denken essentieel: door te denken vormen we ons een mening, wij interpreteren wat we zien en horen, verklaren wat er rondom ons gebeurt. Hoe we handelen is een gevolg van de conclusies die we hierdoor gemaakt hebben. Het is voor ons duidelijk dat de gedachte aan een bezoek bij de tandarts lichamelijke klachten kan veroorzaken, maar voor kinderen is het dat niet.
De conclusies die kinderen trekken zijn niet altijd in overeenstemming met de werkelijkheid. Zo kan het gebeuren dat een kleuter denkt dat de ouders ruzie maken omdat hij zijn bord niet heeft leeg gegeten. Wat rondom hen gebeurt, kunnen ze vaak nog niet interpreteren of nog niet juist interpreteren. We mogen er dus niet vanuit gaan, dat voor hen alles duidelijk is, wat er gebeurt in hun leven.
Gedrag
Via taal drukken volwassenen uit wat ze voelen. Omdat kinderen vaak zelf niet begrijpen wat ze voelen, kunnen ze dit moeilijk met woorden uitdrukken. Bovendien is hun woordenschat nog beperkt. Ze kunnen hun gevoelens veel beter uiten door ruzie te maken, ziek te worden of druk te zijn. Op deze manier tonen kinderen wat er van binnen zit. De vraag: “Waarom heb je dat gedaan?”, is daarom voor kinderen soms een moeilijke kwestie. Ze weten het misschien zelf niet. Kinderen met ernstige gedragsproblemen hebben vaak ook minder verbale capaciteiten, waardoor ze hun gevoelens nog slechter kunnen uitdrukken dan hun leeftijdsgenoten.
Zich invoelen
Pas vanaf acht of negen jaar beginnen kinderen zich in een ander in te voelen. We kunnen er dus niet vanuit gaan, dat ze vanzelfsprekend weten wat we van hen verwachten.
We kunnen er daarom ook niet ervan uitgaan dat het kind weet wat zijn gedrag doet met de andere kinderen of de volwassenen. Zelf gaan ze ervan uit dat iedereen zo denkt als het zelf denkt, dat iedereen hetzelfde referentiekader heeft. Ze denken dat het niet nodig is om eigen gedachten te verduidelijken.
Vertrouwen
Om te spreken heeft een kind vertrouwen in de gesprekspartner nodig. Vertrouwen hangt af van de eerste ervaringen van het kind met zijn ouders. Hebben zij geluisterd? Hebben zij begrepen? Hebben zij ook geholpen?
Heeft een kind een veilige basis thuis, dan is de basis voor een vertrouwelijk gesprek al gelegd. Hoe meer het vertrouwen geschonden is, hoe meer dit in de weg zal staan. De negatieve ervaringen met de ouders zijn voor een kind bekend terrein, en het zal alles in het werk stellen om deze bekende reacties bij de gesprekspartner uit te lokken. Heeft het kind afwijzing ervaren, dan zal het er onbewust voor zorgen dat de volwassene die met hem wil spreken, hem afwijst. Het kind zal met ongepast gedrag reageren. Voor de volwassene is dit een uitdaging. Hier wordt onvoorwaardelijke liefde gevraagd. Als gelovigen kunnen wij God om hulp vragen om deze liefde te ontvangen. Hij is het immers die ons eerst heeft liefgehad, die ook onszelf onvoorwaardelijk liefheeft, die van elk kind houdt en een doel heeft voor een ieder.
Introspectie
Volwassenen zijn min of meer in staat hun gedrag te onderzoeken en naar mogelijke oorzaken of gedachtepatronen te zoeken in het verleden. Deze vaardigheid hebben kinderen nog niet. Alles loopt intuïtief af, het verband tussen gevoel, verleden of ervaringen en gedrag is hen niet duidelijk.
Beweging
Kinderen moeten bewegen, dat weten we allemaal. Bij feestjes laten we hen vroeger van tafel gaan, omdat het voor hen moeilijk is, om zo lang stil te zitten. Waarom denken wij dat het voor hen gemakkelijk zou zijn om met ons aan tafel te zitten om te praten? Kinderen willen bewegen, kinderen willen spelen. Soms is het beter om met kinderen een wandeling te maken en daarbij met hen te praten in plaats van aan een tafel te zitten.
Thuis
Of een kind over zijn problemen gaat praten, is sterk afhankelijk van de thuissituatie: Is het kind gewend om te praten? Wordt thuis met elkaar gesproken of alleen gehandeld volgens wat iedereen voelt? Wordt thuis gewaardeerd wat een kind zegt en erop ingegaan, of wordt het als het niet in het kader past, veroordeeld of bestraft? De loyaliteit van kinderen tegenover hun ouders maakt, dat kinderen niet gemakkelijk van problemen uit het gezin vertellen: ze zouden hun thuis kunnen verliezen, terwijl ze afhankelijk ervan zijn.
Op wat moet de volwassene letten?
Zich instellen op het kind
Het is belangrijk om zich bij een gesprek helemaal in te stellen op het kind. Willen we echt luisteren, of willen we alleen het gedrag veranderen? Onze doelen beperken ons in onze vaardigheid om te luisteren. Daarom moeten wij bewust onze doelen aan de kant zetten en onbevangen kijken en luisteren. Het kind zal anders onze doelstellingen voelen en zal minder vrij zijn. Dus, hoe meer wij het gesprek sturen, hoe minder dat het kind zal vertellen wat hem op het hart ligt.
Metacommunicatie
Als we met een volwassene willen spreken, dan wil hij graag weten wat de reden is en wat onze verwachtingen zijn. Dat dit bij een kind hetzelfde is, wordt soms vergeten. Een kind wil weten waarom we er mee aan tafel gaan zitten. Ook al hebben de ouders een gesprek gevraagd, dan nog is het belangrijk om aan het kind te vragen wat het verwacht van het samenzijn. Zo kunnen de verwachtingen van het kind en de volwassene op elkaar afgestemd worden.
Tegenover een kind zitten, kan voor dat kind bedreigend zijn, schuin tegenover elkaar zitten maakt het gesprek minder confronterend. Het is ook goed om op dezelfde hoogte als het kind te zitten. Als we tijdens een wandeling met een kind praten, is het goed om even te blijven staan en door te knieën te gaan als we iets belangrijks willen zeggen. Op die manier zijn we op dezelfde hoogte als het kind, letterlijk en figuurlijk.
Taal aan het kind aanpassen
Als wij begrepen willen worden, moeten we onze taal aanpassen aan de mogelijkheden van het kind. Dat wil zeggen dat we woorden moeten gebruiken die het kind kent, of dat we woorden die we willen gebruiken, uitleggen. Lange zinnen zijn voor kleine kinderen niet begrijpelijk. Om even te ‘testen of ik het goed heb uitgelegd’, kunnen we toetsen of het kind begrepen heeft wat we gezegd hebben. Waaromvragen hebben voor kinderen (en volwassenen!) vaak een negatieve of beschuldigende connotatie (“waarom heb je je kamer niet opgeruimd”, “waarom heb je je broer geslagen”). Vermijd daarom waaromvragen, bijvoorbeeld door te zeggen: “Hoe komt het dat…” Gebruik voorbeelden om iets te verduidelijken. Onze eigen non-verbale communicatie kan woorden helderder maken. De non-verbale signalen die het kind uitzendt, kunnen we proberen in woorden uit te drukken. Dat zal de kinderen helpen om zichzelf te begrijpen.
Tempo aanpassen aan zijn denken
Pas het tempo en de lengte van de zinnen aan het niveau van het kind aan. Kinderen denken anders en hebben soms meer tijd nodig om te volgen. Stiltes tussenin helpen kinderen om mee te zijn. Denk niet te snel dat je begrepen hebt wat het kind wil zeggen. Vraag na om een duidelijk beeld te krijgen van wat gebeurtenissen voor hem betekenen.
Bij kinderen met een kenmerk wordt de communicatie vaak nog bemoeilijkt: problemen om te concentreren bij ADHD, negatieve ingesteldheid bij kinderen met een depressie, letterlijk nemen van wat er gezegd is bij kinderen met een autismespectrumstoornis of extra drukte bij kinderen die het moeilijk hebben om te vertrouwen.
Valkuilen
Overtuigen in plaats van praten
Er is een verschil tussen overtuigen en praten. Als wij iemand willen overtuigen, dan maken we gebruik van onze autoriteit. Wij overtuigen de ander ervan dat het nuttig is om zich aan de groep aan te passen, wij bieden een beloning aan of geven straf. Op die manier brengen we tot stand dat onze doelen bereikt worden, bijvoorbeeld dat een kind misschien de les niet meer stoort. Dit is een mooi resultaat voor de groep en jezelf, maar het nadeel is dat het kind niet gehoord is. Een kind dat het moeilijk heeft om te vertrouwen, zal op die manier weer hierin bevestigd worden: “Mijn verhaal is niet belangrijk, alleen dat van de ander telt.” De negatieve ingesteldheid tegenover zichzelf wordt dan versterkt en de kans op verbetering wordt kleiner. Het is goed om hierin een evenwicht te hebben: grenzen stellen om de groep in goede banen te leiden, maar ook het kind met zijn verhaal niet uit het oog te verliezen.
Verborgen agenda’s
Als wij een gesprek met een kind willen hebben, moeten we ons oprecht afvragen of wij echt open staan voor wat het kind wil zeggen, of dat vooral de gedragsverandering die wij teweeg willen brengen is op de voorgrond staat. Hebben wij echte interesse voor de ideeën van het kind, of willen wij vooral onze plicht doen of ongerustheid wegwerken? Willen wij echt luisteren of alleen maar argumenten zoeken om onze kijk op de problemen te bevestigen? Wij mogen God vragen om ons te helpen het kind zo te zien als God hem ziet, want God ziet niet wat voor ogen is, maar Hij ziet het hart aan.
Gespleten loyaliteit
Door een kind uit te dagen om te praten, kan het gebeuren dat het in de knoop raakt in de relatie met de ouders, zeker als deze deel van het probleem zijn. Moet het zich tegen de ouders keren? Laten wij een kind de vrijheid om te spreken wanneer het wil, maar ook om te zwijgen? Is de relatie tussen ons en het kind zo veilig, dat het een vrije keuze heeft, zonder dat onze relatie met het kind onder druk komt te staan?
Belemmeringen door omstandigheden
Een probleem voor ons allemaal is dat wij weinig tijd hebben. Zondagschoolleiders moeten vlug alles opruimen na de les, of er wachten al volwassenen voor een babbel. Of de ouders wachten al op het kind, of zijn vrienden. Het kan ook gebeuren dat we geen passend plekje vinden om met het kind ongestoord bezig te zijn. Het kan ook zijn dat zich een goede gelegenheid voordoet, maar dat we op dat moment niet goed voorbereid zijn op het gesprek. Al deze dingen kunnen ons contact met het kind onder druk zetten.
Aanmoediging
Als wij willen praten met kinderen moeten wij ons helemaal instellen op kinderen en hun belevingswereld en functioneren. Aan de ene kant moeten wij doelgericht en bewust aan de slag gaan, aan de andere kant moeten wij open zijn voor hun gedachten. De liefde die God ons wil geven voor een kind, is de basis voor een goede houding tegenover het kind. Hij is het die ons wil leiden en die goede gedachten koestert over het kind. God heeft een hoopvolle toekomst voor het kind voor ogen (Jer. 29:11) en wij mogen hierbij als werktuig in Zijn hand dienen.