Psalm 23 : een oefening in het overwinnen van bezorgdheid

Auteur: Dirk Lemmens
Bron: www.metamorfosemagazine.org

“Weest in geen ding bezorgd, maar laten bij alles uw wensen door gebed en smeking met dankzegging bekend worden bij God. En de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten behoeden in Christus Jezus. Voorts, broeders, al wat waar, al wat waardig, al wat rechtvaardig is, al wat rein, al wat beminnelijk, al wat welluidend is, al wat deugd heet en lof verdient, bedenkt dat; wat u geleerd en overgeleverd is, wat gij van mij gehoord en gezien hebt, brengt dat in toepassing en de God des vredes zal met u zijn.” (Fil. 4:6-9).

Inleiding
Bezorgdheid is ongetwijfeld één van de meest voorkomende negatieve emoties van onze tijd. Bezorgdheid uit zich immers niet alleen in ‘piekeren’, maar ook in allerlei psychosomatische klachten als hoofdpijn, rugpijn, spierspanning, hyperventilatie, maagklachten, hartklachten,… Iedereen die op de één of andere wijze betrokken is in het pastoraat krijgt dan ook al snel te maken met confidenten die lijden onder gevoelens van bezorgdheid.

Wie gebukt gaat onder bezorgdheid, krijgt uit de gemeente al te vaak een goed bedoeld “Wees in geen ding bezorgd…aangereikt. Zegt Paulus zelf dat niet in de brief aan de Filippenzen? Toch is de strijd tegen de bezorgdheid niet zo eenvoudig gewonnen. Wie bezorgd is, kan zichzelf wel duizend keer voorhouden dat de Schrift zegt dat dat niet hoeft, of zelfs niet mag, maar de kans dat de bezorgdheid daardoor weg zal gaan, is uiterst gering. Bezorgdheid is immers een gevoel, en gevoelens gaan nu eenmaal niet weg op een simpel commando. Het zou zelfs kunnen dat ze zich, door al de negatieve aandacht die ze ontvangen, nog dieper gaan wortelen in de ervaring van de confident.

Aan de basis van een negatief gevoel ligt immers een negatieve gedachte, en zo lang deze gedachte niet veranderd wordt, blijft het negatieve gevoel volop voedsel ontvangen. De negatieve gedachte die aanleiding geeft tot het gevoel van bezorgdheid, zou als volgt kunnen omschreven worden: “De zaken dreigen fout voor mij af te lopen. Ook God heeft de situatie niet langer onder controle, of in ieder geval vindt Hij ze niet belangrijk genoeg om er actief in betrokken te zijn.” Wie de confident aanspoort om de bezorgdheid aan de kant te zetten, zonder hem daarbij te leren hoe hij de onderliggende gedachte kan veranderen, zal geen positief resultaat bereiken.

Zelfs bidden helpt in een dergelijke situatie niet of nauwelijks. Wellicht kan een gemeend gebed enige emotionele verlichting teweeg brengen, maar na een tijdje zullen de negatieve gevoelens opnieuw de overhand krijgen, en hervalt de confident in het oude, vertrouwde spoor van bezorgdheid.

Om blijvend overwinning op bezorgdheid te behalen, is het nodig dat de confident niet enkel in een houding van gebed strijdt tegen een gevoel, maar ook, en vooral, dat hij op een actieve manier de negatieve onderliggende gedachte vervangt door een gedachte die aanleiding geeft tot positieve gevoelens, en vervolgens in geloof overgaat tot actie die niet langer in bezorgdheid, maar wel in vertrouwen geworteld is.1

De vraag die een bezorgde confident daarbij steeds weer stelt, is: “Hoe doe ik dat, bedenken wat waar, waardig, rechtvaardig, rein, beminnelijk en welluidend is? Ik kan op zo’n moment me niet eens in gedachten halen wat deugd heet en lof verdient…”

Voorts, broeders, bedenkt dat…
Het is een zegen van God dat de mens niet in staat blijkt om gelijktijdig twee tegengestelde gedachten te koesteren. De meeste mensen zijn in staat om razendsnel tussen twee gedachten heen en weer te pendelen, maar wie zijn gedachten met het ene vult, kan onmogelijk tegelijkertijd aan het andere denken. Wie dus geplaagd wordt door een negatieve gedachte, verjaagt deze niet door ze ‘weg te sturen’, maar wel door er met de wil voor te kiezen om een positieve gedachte in de plaats te stellen. Als we onze gedachten vergelijken met een computer, dan moet de diskette met negatieve informatie vervangen worden door een diskette met positieve gegevens.

Gedachten van bezorgdheid moeten dus vervangen worden door gedachten van vrede. Twijfel aan Gods betrokkenheid moet plaats ruimen voor vertrouwend uitzien naar zijn betrokkenheid. Nadat de negatieve gedachtegang geïdentificeerd en afgelegd is, moet deze vervangen worden door een Bijbels positieve. Een confident die helemaal vastgelopen is in bezorgdheid, zal er waarschijnlijk echter niet toe in staat zijn om dat spontaan te doen. Hij moet, op een moment dat het goed gaat met de bezorgdheid, een positieve gedachtegang ‘klaarmaken’ (eventueel uitschrijven en uit het hoofd leren!) om die te gebruiken op die momenten dat het niet goed gaat.

Psalm 23 kan hierbij een hulp zijn. Hieronder volgt een voorbeeld van hoe de pastorale werker deze psalm aan de confident kan uitleggen om als stramien te dienen in de strijd tegen gedachten van bezorgdheid. We kiezen hierbij voor Psalm 23 omdat deze vaak reeds door de confident uit het hoofd gekend is. Uiteraard kan er, afhankelijk van de onderlinge problematiek, en de Bijbelkennis van de confident, ook voor een ander Bijbelgedeelte gekozen worden.2

De bedoeling van deze oefening in het beheersen van de gedachten is om de confident te leren om, naar aanleiding van Fil. 4:8, door de psalm biddend te overdenken, zijn gedachten te vullen met schriftuurlijke waarheid, en op die manier de gedachten die aanleiding geven tot bezorgdheid, te bestrijden.

Mijn herder en mijn vriend
In de meeste Bijbelvertalingen3 wordt aan de oorspronkelijke Hebreeuwse tekst een titeltje toegevoegd, dat verwijst naar de openingswoorden van de psalm: “De Heer is mijn herder…“. In zekere zin is dat jammer, omdat op die manier de indruk gewekt wordt dat Gods herderschap het enige thema is van de psalm, en toch is dat niet zo. Behalve dat Gods zorg voor ons wordt vergeleken met de zorg van een herder voor zijn schapen (vers 1-4), wordt ze immers ook gesteld binnen de zeer verregaande verantwoordelijkheid van de gastheer voor zijn gasten (vers 5-6). De Heer is dus niet enkel mijn herder, maar ook mijn gastheer!4 Hij beschouwt mij als zijn vriend!

De Heer is mijn herder
De aanhef van psalm 23 is zo bekend, dat hij maar al te vaak zijn betekenis verliest. In de psalmen worden heel wat beelden gebruikt om Gods relatie met de mens te kenmerken,5 maar waarschijnlijk duidt het beeld van de herder meer dan alle andere beelden op Gods persoonlijke betrokkenheid bij ieder van ons. Dat is een wezenlijke gedachte voor wie kampt met bezorgdheid, en dus met de vraag of God wel écht betrokken is bij de dingen die mij bezig houden.

Waarschijnlijk weet de confident weinig of niets van wat het betekent om herder te zijn. Hij mag zich dan openstellen voor David, die zelf schaapherder geweest is (1 Sam. 16:11), en dus uit eigen ervaring over de zorg van een herder voor zijn schapen kan spreken. In de psalm beschrijft David drie functies die samen de zorg van de herder voor zijn schapen uitmaken, en dus ook Gods zorg voor de bezorgde confident: voorzien, leiden en beschermen. De confident doet er goed aan om die één voor één te overdenken, en te relateren aan parallelle Bijbelgedeeltes.

Voorzien
De Here is mijn herder, mij ontbreekt niets.” Als God mijn herder is, dan strekt Zijn betrokkenheid zo ver dat Hij er voor zorgt dat ik niets te kort kom. Hoeveel is niets? ‘Niets’ betekent dat God alles gegeven heeft wat ik nodig heb om op een zinvolle manier door het leven te gaan: “Zijn goddelijke kracht immers heeft ons met alles, wat tot leven en godsvrucht strekt, begiftigd door de kennis van Hem, die ons geroepen heeft door zijn heerlijkheid en macht.” (2 Petrus 1:3). Wie bij God schuilt en de Heer zoekt, heeft geen gebrek aan enig goed (Psalm 34:9-11). Jezus zelf zegt dat mijn bezorgdheid niet alleen niets aan de situatie verandert, maar ook niet nodig is omdat God zelf mij alles geeft wat ik nodig heb. (Mattheüs 6:25-30). Ben ik bereid om dat te geloven? Ben ik bereid om mijn gedachten op deze Bijbelse waarheden te richten en daar van uit te gaan, in plaats van vast te houden aan gedachten van bezorgdheid?

Hij doet mij nederliggen in grazige weiden; Hij voert mij aan rustige wateren.” In het woestijnachtige landschap van Israël is het voor de schapen van levensbelang dat de herder ze leidt naar weidelanden waar voldoende water en groen voorhanden zijn. Alleen maar wanneer voorzien is in zuiver, fris water en gezond groen voedsel, zullen de schapen tot rust kunnen komen en kunnen groeien in kracht. David zegt hier dat dat precies is wat God doet: Hij zal er voor zorgen dat ik steeds genoeg voedsel heb om geestelijk goed te kunnen functioneren. Wat ook de omstandigheden zijn, God is getrouw en geeft steeds kracht en rust: “daarom schuilen de mensenkinderen in de schaduw uwer vleugelen; zij laven zich aan het vette van uw huis, Gij drenkt hen met de stroom van uw liefelijkheden. Want bij U is de bron des levens, in uw licht zien wij het licht.” (Psalm 36:8-10). Jezus voegt daar aan toe dat Hij er niet alleen zal voor zorgen dat ik niet weer dorst zal krijgen, maar dat het water dat Hij geeft, in mij zal “worden tot een fontein van water, dat springt ten eeuwigen leven.” (Johannes 4:13-15).6 Niet enkel geeft God me alles wat ik nodig heb, maar hij geeft tot overvloeiens toe, zodat anderen, ondanks mijn zwakte en tekortkomingen, zullen kunnen meegenieten van wat God doet in mij.

Hij verkwikt mijn ziel.” Wat heeft de bezorgde ziel meer nodig dan een verkwikking? “De wet des Heren is volmaakt, zij verkwikt de ziel; de getuigenis des Heren is betrouwbaar, zij schenkt wijsheid aan de onverstandige.” (Psalm 19:8). Wie kampt met bezorgdheid, moet in Gods aanwezigheid komen door zichzelf te drenken aan zijn Woord. Mezelf bepalen bij de beloften uit de Bijbel, zal me helpen om de negativiteit aan de kant te zetten. Het wilsbesluit om mezelf te vervullen met Gods beloften zal uiteindelijk de twijfel aan Zijn trouw ondermijnen.

Leiden
Hij leidt mij in de rechte sporen om zijns naams wil.” Het valt op dat in het bij elkaar houden van de kudde de reputatie van de herder op het spel staat, en niet die van de schapen! Het is de verantwoordelijkheid van de herder om ze bij elkaar te houden, en Hij gaat er daarbij blijkbaar van uit dat er af en toe toch één van de schapen een poging onderneemt om af te dwalen. De gelijkenis van het verloren schaap vertelt ons daarbij op een zeer beeldende manier hoe de herder alles in het werk stelt om het verloren schaap te vinden, te bereiken en weer bij de kudde te brengen. Deze reddingsoperatie is bepalend voor Zijn reputatie: het is een afspiegeling van Zijn karakter van trouw. Hij leidt ze immers “om zijns naams wil” (Psalm 23:3). In deze verschilt Hij dan ook zeer wezenlijk van de huurling, wie de schapen niet toebehoren, en die, wanneer hij de wolf ziet aankomen, de schapen in de steek laat en vlucht, zodat de wolf ze kan roven en uiteen jagen. “Want hij is een huurling en de schapen gaan hem niet ter harte.” (Johannes 10:13).

Beschermen
Zelfs al ga ik door een dal van diepe duisternis, ik vrees geen kwaad, want Gij zijt bij mij.” Soms komen er wolven in een poging om de kudde te vernietigen. Soms zijn de omstandigheden van een christen bijzonder moeilijk, of lijken ze volkomen uitzichtloos. Soms lijkt het leven een lange, donkere tunnel, waar geen lichtpuntje in te ontwaren valt. God belooft daarbij niet dat de duisternis zal verdwijnen. Hij garandeert me niet dat de moeilijke omstandigheden zullen weggaan, of zelfs maar dat er na deze geen nieuwe moeilijkheden zullen opduiken. Hij belooft echter wel dat Hij er zal voor zorgen dat datgene verdwijnt wat de duisternis zo erg maakt: de angst. De duisternis op zich is immers niet eens zo erg, maar de angst die er mee gepaard gaat, werkt verlammend. In de Bijbel staat licht vaak voor vreugde, zegen, en leven, maar duisternis staat voor verdriet, moeite , tegenstand, en dood. Licht symboliseert Gods aanwezigheid, maar duisternis wijst op de afwezigheid van God. God belooft hier echter dat Hij, ook op momenten dat ik alles om me heen als diepe duisternis ervaar, altijd aan mijn zijde zal blijven om voor me te zorgen en me te beschermen. De huurling laat de schapen in de steek, maar “de goede herder zet zijn leven in voor zijn schapen” (Johannes 10:11).

uw stok en uw staf, die vertroosten mij.” Een westerse schaapherder leidt zijn schapen ‘van achteren’: hij loopt achter de kudde, en leidt ze met behulp van een hond. Deze hond is afgericht om de kudde bij elkaar te houden en in de juiste richting te sturen. In het Midden-Oosten leidt een herder zijn kudde echter ‘van voren’: hij loopt voorop, en de schapen volgen hem. “Wanneer hij zijn eigen schapen alle naar buiten gebracht heeft, gaat hij voor ze uit en de schapen volgen hem, omdat zij zijn stem kennen; maar een vreemde zullen zij voorzeker niet volgen, doch zij zullen van hem weglopen, omdat zij de stem der vreemden niet kennen.” (Johannes 10:4-5). Hij is dus de eerste die het gevaar trotseert: een leeuw, wolf of beer moet eerst voorbij de herder voordat hij bij de schapen kan. De ‘stok’ vormt hierbij een geducht wapen. Het is een soort knots die aan de gordel van de herder hangt, en die hij met kracht naar een aanvaller kan gooien. Een enkele keer gebruikt hij de stok ook om met een welgemikte worp een afdwalend schaap aan te manen om de kudde weer te vervoegen. Gewoonlijk leidt hij de schapen echter zachtjes met een lange stok: zijn ‘staf’.

De herder zet zijn eigen lichaam in om de schapen voor gevaar te beschermen. Jezus heeft Zijn lichaam gegeven om ons te vrijwaren voor de gevolgen van onze zonde. Hij, de Goede Herder, belooft dat Hij bij me zal zijn “al de dagen tot aan de voleinding der wereld” (Mattheüs 28:20). Waarom zou ik dan nog vasthouden aan bezorgdheid. Moet ik er dan niet met mijn wil voor kiezen om me eigen te maken wat God zegt en mijn gedachten te vullen met vertrouwen in plaats van twijfel?

De Heer is mijn vriend
In vers 5 verandert plotseling het beeld dat David gebruikt om Gods betrokkenheid bij de zijnen te illustreren: van herder naar gastheer. Het gastrecht, dat in het Oosten zo hoog aangeschreven stond, stelt hem immers nog beter dan het beeld van de herder in staat om te illustreren hoe ver Gods zorg gaat voor de zijnen wanneer ze zich in een zorgelijke situatie bevinden.

David gebruikt de idee van gastvrijheid eerst en vooral om Gods bescherming verder uit te werken, maar ook om er een nieuw aspect aan toe te voegen: de relatie met God is er een van verbondstrouw. Het overdenken van deze gegevens zal de confident zeer gericht helpen in zijn strijd tegen de bezorgdheid.

Bescherming
Reizen in Bijbelse tijden was een gevaarlijke en vermoeiende bezigheid, en daarom stond gastvrijheid hoog aangeschreven. Het minste wat je een gast aan moest bieden, was brood en water. Normaal nam je echter ook de zorg voor zijn dieren op je, gaf je hem water om zich na een stoffige reis op te frissen, zalfde je hem met olie en zette je hem het beste van het beste voor.7 Soms was het in huis nemen van gasten zelfs een riskante bezigheid. De gastheer was immers verantwoordelijk voor het welzijn van wie onder zijn dak verbleef, en deze verantwoordelijkheid kreeg zelfs prioriteit over de verantwoordelijkheid voor de eigen gezinsleden.8

Gij richt voor mij een dis aan voor de ogen van wie mij benauwen; Gij zalft mijn hoofd met olie, mijn beker vloeit over.” Bezorgdheid heeft alles te maken met het aanvoelen van een gebrek aan bescherming: “Er zal iets ergs met me gebeuren, en er is niemand die het voor me op zal nemen.” David geeft hier aan dat God het als gastheer voor ons op wil nemen.

“Het is één ding om een dreiging te overleven, zoals in vers 4; maar het is nog heel wat anders om deze dreiging tot een overwinning te maken… We hebben hier een beeld van rustige zelfverzekerdheid onder druk, een oudtestamentische parallel van Romeinen 8:31-39 of 2 Korinthiërs 12:9-10. Dit is een getuigenis van onbeperkte middelen in de meest moeilijke omstandigheden.”9 God zelf nodigt me uit om in Zijn huis maaltijd met Hem te houden. Hij staat daarbij garant dat Satan, die rondgaat “als een brullende leeuw, zoekende wie hij zal verslinden” (1 Petrus 5:8) mij niet zal kunnen raken.

Wanneer de mannen van Sodom het huis van Lot omsingelen om zijn gasten te mishandelen, dwingt het gastrecht Lot om zijn eigen dochters uit te leveren in plaats van de vreemdelingen waar hij verantwoordelijkheid voor genomen heeft: “Mijn broeders, doet toch geen kwaad; zie toch, ik heb twee dochters, die met geen man gemeenschap hebben gehad; laat mij die tot u naar buiten brengen en doet met haar, zoals goed is in uw ogen; alleen doet deze mannen niets, want daartoe zijn zij onder de schaduw van mijn dak gekomen.” (Genesis 19:7-8). Wat een verschrikkelijke beslissing voor een vader om te nemen!

Heeft God zelf echter niet precies dezelfde beslissing genomen, toen Hij zijn eigen Zoon uitleverde aan de dood, zodat wij zouden leven? “Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe.” (Johannes 3:16). Wie aanzit aan Gods tafel kan rekenen op Zijn bescherming. God is daarbij bereid om alles in te zetten om vorm te geven aan die bescherming, Hij heeft zelfs het leven van Zijn eniggeboren zoon gegeven.

Als de Almachtige bereid is om een dergelijk offer te brengen om mijn welzijn te verzekeren, waarom zou ik dan nog langer bezorgd zijn. Moet ik niet veeleer kiezen om me in vertrouwen aan Hem over te geven?

Verbondstrouw
Samen eten en drinken is geen vrijblijvende bezigheid, maar duidt op het zich wederzijds aan elkaar verbinden in een verbond van trouw. De instelling van het avondmaal is hiervan een sprekend voorbeeld: “Dit is mijn lichaam voor u, doet dit tot mijn gedachtenis… Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, doet dit, zo dikwijls gij die drinkt, tot mijn gedachtenis.” (1 Korinthiërs 11:24-25).10 Wie de maaltijd met de Heer mag delen, is opgenomen in Zijn verbond, en wordt blijvend een kind van hem.

Ja, heil en goedertierenheid zullen mij volgen al de dagen van mijn leven; ik zal in het huis des Heren verblijven tot in lengte van dagen.” Is de uiting van bezorgdheid niet al te vaak een krampachtig zoeken naar Gods zorg en nabijheid, vanuit de angst dat God die niet langer zal geven? Als God mijn gastheer is, dan hoef ik Zijn vriendschap en zorg niet langer na te jagen, of krampachtig vast te houden. Het is zelfs zo dat Gods heil en goedertierenheid mij zullen achtervolgen, en wel zo lang als ik leef. Daar waar een ‘normale’ gast vroeg of laat moet vertrekken om weer zijns weegs te gaan, is dit niet zo voor wie te gast is in Gods huis: “ik zal in het huis des Heren verblijven tot in lengte van dagen.

Een ander deuntje…
Iedereen kent de situatie dat een ongewenst deuntje zich in je gedachten vastzet. Hoe meer je probeert om het deuntje uit je gedachten te verbannen, hoe vaster het zich wel lijkt te zetten! De meest efficiënte manier om van het ongewenste deuntje verlost te worden, is om het bewust te vervangen door een andere, gewenste melodie. Het leren overdenken van psalm 23 als denkoefening kan voor vele confidenten een hulp zijn in hun strijd tegen bezorgdheid. Het gaat er hierbij om de negatieve gedachten van bezorgdheid af te leggen, en gedachten aan te doen die waar, waardig, rechtvaardig, rein beminnelijk en welluidend zijn, die deugd heten en lof verdienen.

EINDNOTEN

  1. Voor een uitgebreide behandeling van het onderwerp ‘Bezorgdheid’, zie J. DE VRIESE, W. BARRETT & D. LEMMENS, Actuele problemen in het licht van de Bijbel, CPC, 1988, p. 31-40. De tekst van dit hoofdstuk is bij het CPC ook op cassette verkrijgbaar.
  2. We denken hierbij aan bijbelgedeeltes als Rom. 8:18-39, Fil. 2:1-11, 2 Pet. 1:3-11.
  3. NBG: ‘De Here is mijn herder’, Groot Nieuws Bijbel: ‘De Heer is mijn Herder’. De oudere uitgaven van de Statenvertaling plaatsen geen titel boven de psalm, meer recente edities drukken ‘De Heere is mijn herder’ af. De Prisma editie van de Petrus Canisius vertaling titelt echter: ‘Een danklied tot God, hier voorgesteld als herder en gastheer.’
  4. Moffatt vertaalt vers 5 als: ‘Thou art my host, spreading a feast for me, while my enemies have to look on.” Ook Kidner gaat er van uit dat het beeld van de herder in vers 5 plaats ruimt voor het beeld van de vriend: ‘The shepherd imagery has served its purpose, to be replaced by one of greater intimacy. (The attempt to sustain the first metaphor, which is sometimes made, would turn it through a full circle, picturing men as sheep which are pictured as men – with their table, cup and house – which is hardly a profitable exercise.) Zie: Derek KIDNER, Psalms 1-72, IVP, Leicester, 1977, p. 111.
  5. Zie o.a. Psalm 10:6; 47:2 (koning), 18:31; 62:2-7 (rots), 3:3; 28:7 (schild), 91:9; 14:6 (toevlucht), 94:22; 9:9 (burcht), 91:2; 31:3 (vesting), 18:2; 144:2 (bevrijder).
  6. Zie ook Joh. 7:37-38.
  7. Zie o.a. Deut. 23:4; Gen. 18:7-8; Richt. 19:16-21; Gen. 24:14; Luc. 7:46.
  8. Zie Gen. 18:1-11 en Richt. 19:16-30.
  9. Derek KIDNER, Psalms 1-72, 1977, p. 111-112.
  10. Zie ook: Gen. 24:11.